Inzaai en aanplant

Ondanks een optimaal beheer blijken de verwachte planten- en diersoorten vaak niet te verschijnen terwijl schijnbaar aan alle ecologische randvoorwaarden is voldaan. De gewenste herintroductie van soorten blijft uit.

  • Oorzaken van achterwege blijven van herintroductie: De gewenste soorten zijn niet (meer) aanwezig in de zaadvoorraad
  • Ontbreken van geschikte bronlocaties en bronpopulaties in de nabije omgeving van het doelgebied
  • Trage dispersie van de soorten door ongeschikt dispersiemechanisme
  • Ontbreken van verbindingszones en ‘stepping stones’

Zaadvoorraad en herintroductie
De levensduur van de zaden van alle Nederlandse planten is te classificeren in een schaal van 0 tot en met 10. In deze schaal staat 0 voor de transiënte zaden met een overleving van minder dan 1 jaar en 10 voor zeer langlevende, persistente zaden met een overleving langer dan 5 jaar. Hoe meer soorten van een vegetatietype transiënte zaden hebben, des te moeilijker herstelt het vegetatietype zich vanuit de eigen zaadvoorraad. Daarentegen treedt bij vegetatietypen met veel soorten met langlevende zaden een snel herstel op vanuit de zaadvoorraad.

Herintroductie door middel van gerichte inzaai
Wanneer een geschikte zaadvoorraad ontbreekt en er geen geschikte bronlocaties in de omgeving aanwezig zijn kan worden overwogen op geschikte locaties actief soorten te herintroduceren. De herintroductie dient bij voorkeur te worden uitgevoerd door het inzaaien van de gewenste plantensoorten. Het milieu selecteert vervolgens de soorten die bij de ecologische standplaatsomstandigheden thuishoren. De meeste overige soorten zullen niet kiemen of na de kieming verdwijnen. Essentieel bij de inzaai is de herkomst van de zaden. De in te zaaien soorten dienen afkomstig te zijn van een locatie met min of meer dezelfde ecologische omstandigheden en die zich bovendien binnen een straal van 30 km van de doellocatie bevindt. Bij de oogst van de zaden mag nooit meer dan 30% van de aanwezige zaadvoorraad worden gewonnen aangezien anders de bronpopulaties teveel worden verzwakt.

Zaadleveranciers
In Nederland verkopen veel zaadleveranciers inheemse zadenmengsels die vaak natuur-mengsels worden genoemd. EurECO heeft onderzoek gedaan naar de herkomst van de zaden van deze mengsels. Uit dit onderzoek is gebleken dat de herkomst van de zaden in deze mengsels niet altijd voldoet aan de criteria waaraan een ecologisch verantwoord inheems zadenmengsel dient te voldoen. EurECO adviseert over de methode van inzaai en de te gebruiken inzaaimengsels en heeft goede contacten met een aantal leveranciers van zaden(mengsels) die voldoen aan de ecologische normen.

Aanplant
Tot voor kort was voor de aanplant van bomen en struiken alleen materiaal beschikbaar waarvan de herkomst niet bekend is of materiaal dat afkomstig is uit het buitenland. Tegenwoordig is ook plantmateriaal van autochtone herkomst beschikbaar. Het gebruik van plantmateriaal van autochtone herkomst verhoogt de ecologische kwaliteit van het Neder-landse landschap en de hier voorkomende ecosystemen. Plantensoorten van autochtone herkomst zijn gelijktijdig geëvolueerd met de fauna die ervan afhankelijk is. Hierdoor zijn er relaties ontstaan tussen de fauna en de flora die niet of in mindere mate bestaan tussen de Nederlandse fauna en bomen en struiken van buitenlandse herkomst. Bovendien levert het gebruik van plantmateriaal van autochtone herkosmt een duurzaam resultaat doordat de soorten optimaal zijn aangepast aan de omstandigheden die zich in Nederland voordoen. Te denken valt hierbij aan grondsoorten, grondwaterstand, weersgesteldheid, klimaat, etc.