Ecologisch rietbeheer

Oevers van watergangen kunnen worden aangetast door golven en stromend water. Dit kan leiden tot verlies van land, ondermijning van de waterkering en verondieping van de watergang. Daarom worden de oevers al eeuwig verdedigd met hout en steen en de laatste decennia ook met staal, beton, asfalt en diverse andere kunststoffen. De oeverstroken functioneren echter niet alleen als verdediging maar hebben daarnaast ecologische en landschappelijke functies, zoals het scheppen van levenskansen voor planten en dieren. De functies en de positie van een oever zijn nauw verweven met de functies van het water en van het land.

De functies kunnen dan ook als volgt worden omschreven:

  • scheiding en oevergang tussen water en land, elk met hun eigen functies
  • verdediging van land tegen water: bescherming tegen hoge waterstanden, golven en stromingen
  • verdediging van water tegen land: bescherming tegen afkalving en verondieping
  • ecologische functie: milieu voor specifieke watergebonden planten en dieren
  • onderdeel van ecologische infrastructuur: milieu voor het zich verplaatsen van specifieke oevergebonden planten en dieren door het land
  • landschapselement bij de recreatieve beleving van het landschap
  • element bij watergebonden activiteiten zoals scheepvaart, visserij en recreatie.

De inrichting en het beheer van een oever kunnen dus aan een reeks functies tegemoet komen. Daarvan vormen natuur en landschap slechts een onderdeel. Deze reeks functies moet voor elke oever apart worden bepaald. Water en oever hebben per streek van nature een verschillend karakter. Bovendien heeft ook de mens telkens op andere wijze een stempel gedrukt op wateren en oevers. Er bestaan dan ook veel typen oevers; geen twee oevers zijn gelijk. Zij verschillen in functies, morfologie, bodemsamenstelling en hydrologische omstandigheden. Ook op één lange oever kan een aanzienlijke variatie voorkomen, waardoor de afwisseling in het landschap en de natuur zeer wordt gediend.

Kanalen
In tegenstelling tot wat bij rivieren het geval is vinden door de kanalen geen grote waterafvoeren plaats. Bovendien kunnen de afvoeren en de waterstanden goed worden beheerst met behulp van sluizen en gemalen. Buiten de kanaalbedding is dus nooit ruimte voor hoge afvoeren nodig; vaak grenst het water dan ook aan akkers en weilanden. In de grotere scheepvaartkanalen bestaan de oeveraantastingsprocessen uit de zuiging en de golven, opgewekt door varende schepen. De zuiging en golven veroorzaken zo’n grote krachten op de oevers dat een milieuvriendelijke inrichting van een kanaaloever vrijwel nooit alleen kan bestaan uit bijvoorbeeld een rietzone. Vrijwel altijd dient op een of andere wijze een verharde rand langs het water aanwezig te zijn, in de vorm van een damwand van hout, staal, beton of kunststof, of in de vorm van een helling van gezette of gestorte stenen. Het is mogelijk gebleken een zodanige constructie toe te passen dat planten en dieren zich kunnen vestigen in de damwanden en steenhellingen. Een steeds vaker toegepaste methode van een milieuvriendelijke oever bestaat uit de inrichting van een moerasachtige strook aan de landzijde van de verharding. Deze strook wordt ook wel moeras- of plasberm genoemd. Meestal staat deze strook in verbinding met het kanaalwater door openingen in de damwand of steenhelling. Hierdoor wordt een geleidelijke overgang van het water naar het land gecreëerd die geschikt is voor de vestiging van de specifieke oeverflora en -fauna. De planten kunnen zich hier spontaan vestigen maar zij kunnen er ook worden aangebracht, bijvoorbeeld door het aanplanten van riet, biezen of wilgen. De breedte van de moerasstrook hangt meestal af van de beschikbare ruimte. Hoe breder de strook, hoe hoger de waarde van de natuur die zich daarin kan ontwikkelen. De functie als onderdeel van de ecologische infrastructuur komt met name tot zijn recht wanneer bij de inrichting van dergelijke milieuvriendelijke oevers aansluiting wordt gezocht met nabijgelegen landschapselementen die op het water zijn georiënteerd. Dit bevordert het ontstaan van natuurlijke corridors voor de verplaatsing van planten en dieren, als belangrijk onderdeel van de ecologische infrastructuur.

Hypothese
Een optimaal ecologisch, milieuvriendelijk of natuurtechnisch beheer van rietoevers zal op den duur leiden tot een toename van de soortenrijkdom en de natuurwaarde. Dit natuurtechnisch beheer zal bovendien leiden tot het behoud of een verhoging van de civieltechnische kwaliteit van de rietoever.