Dijkflora
Functies
Dijken hebben op de eerste plaats een waterstaatkundige functie: de dijken beschermen
het achterland tegen overstroming. Daarnaast hebben dijken een natuurfunctie: op dijken
kunnen ecologisch waardevolle graslanden voorkomen die tal van zeldzame planten en dieren herbergen.
Stroomdalgrasland
De vegetatie op de dijken langs de grote rivieren bestaat
vanouds uit bloemrijk, half-natuurlijk grasland. Plantensoorten die vooral in het gebied van de grote
rivieren voorkomen worden stroomdalplanten genoemd. Het soortenrijke stroomdalgrasland is de laatste jaren sterk achteruitgegaan.
Tussen 1968 en 1988 verdween maar liefst 89% van de stroomdalgraslanden op dijken. In 1992 bestond meer dan 90% van het huidige
dijkoppervlak uit soortenarme schapenweiden en verruigde hooilanden. Deze achteruitgang was vooral het gevolg van het steeds
intensievere agrarisch gebruik (bemesting, overbegrazing) van de dijkhellingen. Bovendien werd voorheen bij de aanleg en het
beheer van de dijken onvoldoende rekening gehouden met de natuurwaarden.
Monitoring
Monitoring is een manier van onderzoek waarbij de ontwikkeling van de vegetatie wordt gevolgd en
beschreven aan de hand van permanente proefvakken. Een permanent proefvak is een proefveldje met een standaard afmeting waarvan
de ligging nauwkeurig is ingemeten ten opzichte van de hectometerpalen op de dijk.
Natuurwaarde
De natuurwaarde van een vegetatie wordt bepaald aan de hand van de soortenrijkdom en de aanwezigheid van zeldzame en bedreigde soorten.
Een grote soortenrijkdom gaat meestal samen met een hoge natuurwaarde. Ook vegetaties die slechts uit enkele soorten bestaan kunnen
echter een hoge natuurwaarde hebben, bijvoorbeeld wanneer ze een of meerdere zeldzame soorten bevatten. De natuurwaarde is het hoogst
in vegetaties met een grote soortenrijkdom en meerdere zeldzame en bedreigde plantensoorten.
Soortenrijkdom
De soortenrijkdom van een vegetatie geeft vaak een indicatie van de natuurwaarde. Een grote soortenrijkdom gaat meestal
samen met een hoge natuurwaarde. Ook vegetaties die slechts uit enkele soorten bestaan kunnen echter een hoge natuurwaarde hebben,
bijvoorbeeld wanneer ze een of meerdere zeldzame soorten bevatten. Naast de soortenrijkdom van het hele dijkvak wordt ook de soortenrijkdom
per proefvak bepaald. De soortenrijkdom wordt hierbij uitgedrukt in aantal soorten per 24 m2 of 25 m2. Soortenrijke dijkvegetatie zonder
zeldzame soorten
Zeldzame soorten
Als maat voor de zeldzaamheid van de soorten
wordt de uurhokfrequentie van de soorten in 1990 (UFK-1990) gebruikt. De zeldzaamheid van de soorten wordt hierbij uitgedrukt in een
geschatte zeldzaamheidsklasse, gebaseerd op het aantal atlasblokken (5×5 km) waarin de soorten in 1990 voorkwamen. De uurhokfrequentie
is ingedeeld in tien uurhokfrequentieklassen (ufk 0-9). Soortenrijke dijkvegetatie met zeldzame soorten
Bedreigde soorten
Als maat voor de bedreiging van de soorten in Nederland worden de gegevens uit de Rode lijst van de in Nederland
verdwenen en bedreigde planten over de periode 1980 tot 1990 gebruikt. De maat voor de bedreiging is ingedeeld in vijf
klassen (RL 0-4).
Streefbeeld
Om na te kunnen gaan of bij een bepaald beheer
de vegetatieontwikkeling positief verloopt, dient een streefbeeld te worden opgesteld. Voor het opstellen van het streefbeeld kan gebruik worden
gemaakt van de actuele vegetatie op niet verbeterde, gespaarde dijktaluds (actuele referentie). Indien deze niet meer aanwezig zijn kan worden
teruggegrepen naar oudere gegevens van het betreffende dijkvak (historische referentie). Bonte, soortenrijke dijkvegetatie:
terug van weggeweest
Doelsoorten
Het
streefbeeld wordt vertegenwoordigd door doelsoorten. Het streefbeeld en de doelsoorten zijn afhankelijk van de potentie
van een bepaald dijkvak. De potentie hangt onder meer af van de standplaatsfactoren (bodemsamenstelling, helling en expositie)
en het beheer, maar ook van de dispersie van de soorten. Ook al zijn de omstandigheden geschikt voor een bepaalde vegetatie,
als de soorten er niet kunnen komen zal deze vegetatie zich nooit kunnen ontwikkelen.
Standplaatsfactoren
Welke dijkvegetatie mogelijk is op een dijktalud is afhankelijk van de standplaatsfactoren (bodemsamenstelling,
helling en expositie) en het beheer, maar ook van de dispersie van de soorten. Ook al zijn de omstandigheden geschikt voor een bepaalde vegetatie,
als de soorten er niet kunnen komen zal deze vegetatie zich nooit kunnen ontwikkelen.