Onderzoek
Dijken hebben op de eerste plaats een waterstaatkundige functie: de dijken beschermen het achterland tegen overstroming. Daarnaast hebben dijken een natuurfunctie: op dijken kunnen ecologisch waardevolle graslanden voorkomen die tal van zeldzame planten en dieren herbergen.
Onderzoek
Uit onderzoek is gebleken dat toepassing van aangepaste, natuurvriendelijke of natuurgerichte dijkverbeteringsmethoden,
gevolgd door een optimaal natuurtechnisch beheer, leidt tot soortenrijke graslanden met een hoge civieltechnische kwaliteit.
Soortenrijke dijkgraslanden hebben een minstens even hoge civieltechnische kwaliteit (erosiebestendigheid) als de tot voor kort
gepropageerde cultuurgraslandtypen die voorkomen in intensief beweide en bemeste schapenweiden.
In een aantal opzichten is de civieltechnische kwaliteit van de soortenrijke graslanden zelfs beduidend hoger.
Ondanks deze kennis blijft het noodzakelijk het effect van toepassing van aangepaste dijk-verbeteringsmethoden en van het beheer
en onderhoud in de praktijk te volgen en regelmatig te evalueren.
Monitoring wordt in het algemeen gezien als een geschikt instrument voor evaluatie van inrichting en beheer. Bij de monitoring wordt enerzijds de civieltechnische kwaliteit en anderzijds de natuurwaarde van de dijkbegroeiing onderzocht. Monitoring leidt bovendien tot inzicht in de vegetatieontwikkeling. De vegetatieontwikkeling wordt beschreven aan de hand van een streefbeeld. Dit streefbeeld wordt vertegenwoordigd door doelsoorten. Het streefbeeld en de doelsoorten zijn afhankelijk van de potentie van een bepaald dijkvak. De potentie hangt onder meer af van de standplaatsfactoren.
Monitoring
Monitoring is een manier van onderzoek waarbij de ontwikkeling van de vegetatie wordt gevolgd en beschreven aan
de hand van permanente proefvakken. Een permanent proefvak is een proefveldje met een standaard afmeting waarvan de ligging nauwkeurig
is ingemeten ten opzichte van de hectometerpalen op de dijk.
Civieltechnische kwaliteit
De civieltechnische kwaliteit van een dijkvegetatie is een optelsom van alle vegetatie-eigenschappen die invloed hebben
op de stevigheid en erosiebestendigheid van de begroeiing. Hierbij spelen zowel bovengrondse en ondergrondse delen van de planten een rol.
Bovengrondse delen van de planten zorgen bijvoorbeeld tot een verminderde erosie doordat ze direct contact tussen het water en de bodem voorkomen.
Ondergronds vormen de wortels een hecht complex met de bodemdeeltjes waardoor de erosiebestendigheid sterk toeneemt. Een grote diversiteit aan
plantensoorten zorgt voor een even zo grote diversiteit aan wortelstelsels waardoor een optimale ‘wapening’ van de bodem tot 50 cm diep ontstaat.
Veiligheidstoets
In samenwerking met Piet Nieuwboer van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is een veiligheidstoets voor
waterkeringen opgesteld (zie publicaties). De toets behelst een vijfjaarlijkse controle van de civieltechnische kwaliteit van de dijkvegetatie.
Deze veiligheidstoets kan op alle waterkeringen worden toegepast. In 2003 heeft EurECO een eerste veiligheidstoets uitgevoerd op de
Hondsbossche en Pettemer Zeewering. Daarna heeft EurECO elk jaar diverse veiligheidstoetsen uitgevoerd bij verschillende waterschappen
(zie ook onder Publicaties: lijst met publicaties).
Natuurwaarde
De natuurwaarde van een vegetatie wordt bepaald
aan de hand van de soortenrijkdom en de aanwezigheid van zeldzame en bedreigde soorten. Een grote soortenrijkdom gaat meestal samen met
een hoge natuurwaarde. Ook vegetaties die slechts uit enkele soorten bestaan kunnen echter een hoge natuurwaarde hebben, bijvoorbeeld
wanneer ze een of meerdere zeldzame soorten bevatten. De natuurwaarde is het hoogst in vegetaties met een grote soortenrijkdom en meerdere
zeldzame en bedreigde plantensoorten.
Soortenrijkdom
De soortenrijkdom van een vegetatie geeft vaak een indicatie
van de natuurwaarde. Een grote soortenrijkdom gaat meestal samen met een hoge natuurwaarde. Ook vegetaties die slechts uit enkele soorten
bestaan kunnen echter een hoge natuurwaarde hebben, bijvoorbeeld wanneer ze een of meerdere zeldzame soorten bevatten. Naast de soortenrijkdom
van het hele dijkvak wordt ook de soortenrijkdom per proefvak bepaald. De soortenrijkdom wordt hierbij uitgedrukt in aantal soorten per 24 m2 of 25 m2.
Zeldzame soorten
Als maat voor de zeldzaamheid van de soorten wordt de uurhokfrequentie van de soorten in 1990 (UFK-1990) gebruikt. De zeldzaamheid van de soorten wordt hierbij uitgedrukt in een geschatte zeldzaamheidsklasse, gebaseerd op het aantal atlasblokken (5×5 km) waarin de soorten in 1990 voorkwamen. De uurhokfrequentie is ingedeeld in tien uurhokfrequentieklassen (ufk 0-9).
Bedreigde soorten
Als maat voor de bedreiging van de soorten in Nederland worden de gegevens uit de Rode lijst van de in Nederland verdwenen en bedreigde planten over de periode 1980 tot 1990 gebruikt. De maat voor de bedreiging is ingedeeld in vijf klassen (RL 0-4).
Streefbeeld
Om na te kunnen gaan of bij een bepaald beheer de vegetatieontwikkeling positief verloopt, dient een streefbeeld te worden opgesteld. Voor het opstellen van het streefbeeld kan gebruik worden gemaakt van de actuele vegetatie op niet verbeterde, gespaarde dijktaluds (actuele referentie). Indien deze niet meer aanwezig zijn kan worden teruggegrepen naar oudere gegevens van het betreffende dijkvak (historische referentie).
Doelsoorten
Het streefbeeld wordt vertegenwoordigd door doelsoorten. Het streefbeeld en de doelsoorten zijn afhankelijk van de potentie van een bepaald dijkvak. De potentie hangt onder meer af van de standplaatsfactoren (bodemsamenstelling, helling en expositie) en het beheer, maar ook van de dispersie van de soorten. Ook al zijn de omstandigheden geschikt voor een bepaalde vegetatie, als de soorten er niet kunnen komen zal deze vegetatie zich nooit kunnen ontwikkelen.
Standplaatsfactoren
Welke dijkvegetatie mogelijk is op een dijktalud is afhankelijk van de standplaatsfactoren (bodemsamenstelling, helling en expositie) en het beheer, maar ook van de dispersie van de soorten. Ook al zijn de omstandigheden geschikt voor een bepaalde vegetatie, als de soorten er niet kunnen komen zal deze vegetatie zich nooit kunnen ontwikkelen.